Je ziet ze vliegen, nog. Die lange bek, die
stelten, roestig tuig. Je voelt de spanning,
nog. Dwars door de balts die hen bezielt,
dat onderhuids gejuig, hoor je ze roepen.
nog. Om het bestaan: hun naam. En jij verstaat
ze, nog. Een vreemde vogel die zich schaamt.
(Gedicht van Harmen Wind, op een muur in Ilpendam)